donderdag 4 oktober 2007

Ziek

Hij is zes en hij ligt op de bank. Ziek. Zielig. Koorts en rode konen, keelpijn. Het zou de eerste dag worden op zijn nieuwe school.

En het kan natuurlijk zijn dat hij wat heeft overgenomen van zijn broer. Die er net weer een beetje bovenop krabbelt, na drie dagen zo angstaanjagend raspend geademd te hebben dat zelfs ik het langzaamaan tijd vond worden om een dokter te raadplegen.

Maar ik weet zeker dat het de verandering is. De verandering van school die ik zo nodig vond. (Wij, zegt mijn lief, wìj vonden dat, samen. Maar 'wij' hebben alleen iets samen besloten als het een goed besluit blijkt te zijn, leg ik hem uit.)

Dit ding, dit moederschap, dat valt me zo verdomde zwaar af en toe.

Op mijn tong bijten: niet te vragen of hij verdrietig is, of of hij zijn vrienden zal missen, hem niet op te beuren, het niet lichter te kletsen dan het is. Om geen absolutie te vragen voor mijn eigen beslissing, en voor het verdriet dat dat hem bezorgt. Want dat is mijn pijn, mijn stuk, dat ik niet door een zesjarige kan laten helen. Dat niemand kan helen. Omdat ik volwassen ben en de consequenties van wat ik doe voor mezelf zijn.
En ik wil juist nu zo heel graag de hand van mijn moeder vasthouden, mijn moeder die alles ziet en alles weet, die zijn pijn kan wegkussen en die van mij erbij, en die me zegt dat alles altijd weer goed komt (maar die is tussen mijn achtste en mijn twaalfde stilletjes verdwenen. In haar plaats liet ze een vrouw achter die ik niet wilde kennen, één die het ook allemaal niet wist, één die ik de laatste jaren steeds beter begin te begrijpen).

Ik ben zo bang voor verwijten, van hem, later. Voor wat ik deed, of anders voor wat ik niet heb gedaan. En tegelijkertijd weet ik dat wat je je herinnert niet hoeft te zijn wat het was, dat je je misschien alleen de uitzonderlijke dingen herinnert en dat de dagelijksheid je ontschiet. Dat het het nu is dat hem vormt, het nu waarin ik hem vast moet houden zonder in mijn eigen pijn te zakken, waarin ik het hem zelf moet laten oplossen, het nu waarin ik alleen maar het stokje naast het stekje moet zijn.

Dit verschrikkelijke nu, een bundel zoeklicht, een zaklampje in het licht waarvan ik het juiste probeer te doen maar dat niets kan onthullen over hoe het uit zal pakken, of ik het goed zie, een kaarsje dat alleen mijn goede bedoelingen en mijn gevoel beschijnt.

En hem. Niet het kind dat ik zelf was. Of denk dat ik was, weet ik veel.
Ik hoop zo dat ik genoeg zicht heb om het ook niet zwaarder te maken dan het is, zodat ik met een somber hart een grapje kan maken en dan te zien dat hij helemaal niet zo sneu is, dat hij sterker is dan ik denk, of misschien zelfs wel dat het goed met hem gaat en dat we het juiste besloten hebben.

Mama, klinkt het van de bank, mama ik heb dorst. Kijk, daar kan ik wat mee. Sapje.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Sprakeloos..
x inge

Meike zei

..tears in my eyes..
Hoe gaat het nu met Noa? en met jou?

Wat kan jij goed schrijven zeg..ik heb inmiddels de hele blog gelezen. En ben onder de indruk! Wat een heerlijk talent.
liefs Meike